Main content

Inhoud

Animal Rights dient handhavingsverzoek in over ruimen nertsen

Nieuws: 17 augustus 2020
Bont

Op 7 juli 2020 is gefilmd hoe bij Nertsenfokkerij de Ruiter B.V., gevestigd aan de Scheiweg in Gemert, met een visnet, een nerts levend uit een afvalcontainer werd gevist. Het dier had even daarvoor een poging tot vergassing overleefd. In het Brabants Dagblad wordt een dag later verslag gedaan van de gebeurtenis en bevestigt een woordvoerder van de NVWA dat de nerts nog leefde na de (mislukte) vergassing en dat de werkinstructies zijn aangepast.

”We hebben daarom de werkinstructies voor het ruimen van de dieren aangepast. Er gaan nu minder nertsen tegelijk in de vergassingskist, waardoor we nog beter controleren of alles juist verloopt.”

In een tweet van 8 juli 2020 bevestigt de NVWA nogmaals dat de nerts de vergassing heeft overleefd en dat voortaan “aanzienlijk minder dieren” tegelijkertijd in de vergassingskisten mogen.

De gebeurtenissen van 7 juli 2020 en de uitlatingen van de NVWA zijn voor Animal Rights en Bont voor Dieren reden de NVWA te verzoeken om handhavend op te treden.

De kern van de bestaande wetgeving is dat bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten ervoor dient te worden gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.

De Europese 'Verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden’ zegt specifiek over koolstofmonoxide vergassing: “De dieren worden afzonderlijk in de bedwelmingsruimte binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas binnengebracht wordt als het vorige dier bewusteloos of dood is.”

Ook de Welzijnscommissie Dierziekten is blijkbaar niet van de Verordening op de hoogte. Ze zegt: “Afhankelijk van de leeftijd en het gedrag van de pups werden deze gelijktijdig met de moeder of kort daarna in de gasbox geplaatst.”

Animal Rights en Bont voor Dieren stellen op grond van de uitspraken van de NVWA vast dat in strijd met de Europese Verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden, meerdere nertsen tegelijk in de vergassingsinstallatie zijn vergast, de dood bij tenminste één dier niet onmiddellijk of na bedwelming is ingetreden en tenminste één dier vermijdbaar en onnodig leed is aangedaan.

Daarom verzoeken Animal Rights en Bont voor Dieren de NVWA om handhavend op te treden tegen betrokkenen, waaronder in ieder geval Nertsenfokkerij de Ruiter B.V., gevestigd aan de Scheiweg 100 in Gemert.

“We zijn benieuwd hoe de NVWA om zal gaan met haar eigen rol van toezichthouder bij deze ‘ruiming’,” zegt Animal Rights campagneleider Erwin Vermeulen.

Wettelijk kader

VERORDENING (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden

Artikel 3 lid 1 bepaalt:
“Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.”

Lid 2 aanhef en onder b en d bepaalt:
“Voor de toepassing van lid 1 nemen bedrijfsexploitanten met name de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat dieren:
“b) beschermd zijn tegen letsel;
(…). d) geen tekenen van vermijdbare pijn, angst, of abnormaal gedrag vertonen;”

Artikel 4 lid 1 bepaalt:
“Dieren worden uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.
De in bijlage I vermelde methoden die niet de onmiddellijke dood tot gevolg hebben (hierna „eenvoudige bedwelming” genoemd), worden zo spoedig mogelijk gevolgd door een methode die de dood garandeert, zoals verbloeden, pithing, elektrocutie of langdurige blootstelling aan zuurstoftekort.”

Bijlage I, Hoofdstuk II onder punt 9 t/m 9.3 bepaalt:
“Koolstofmonoxide (zuivere bron of vermengd met andere gassen). 9.1. Er wordt te allen tijde visueel toezicht op de dieren uitgeoefend.
9.2. De dieren worden afzonderlijk in de bedwelmingsruimte binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas binnengebracht wordt als het vorige dier bewusteloos of dood is.
9.3. De dieren blijven in de bedwelmingsruimte totdat zij dood zijn”

Artikel 18 lid 1 bepaalt:
“De bevoegde autoriteit die verantwoordelijke is voor een ruimingsoperatie stelt voorafgaand aan die operatie een actieplan op om te waarborgen dat aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan. (…)”

Lid 2 bepaalt:
“De bevoegde autoriteit moet:
a) waarborgen dat dergelijke operaties worden uitgevoerd volgens het actieplan bedoeld in lid 1;
b) alle passende maatregelen treffen om het welzijn van de dieren in de best mogelijke omstandigheden te waarborgen.”

Lid 3 bepaalt:
“Voor de toepassing van dit artikel kan de bevoegde autoriteit in uitzonderlijke omstandigheden afwijkingen toestaan van één of meer van de bepalingen van deze verordening wanneer zij van mening is dat de naleving waarschijnlijk van invloed zal zijn op de volksgezondheid of een aanzienlijke vertraging zal opleveren in het proces om de ziekte uit te bannen.”

Artikel 23 bepaalt:
De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om te bereiken dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.(…)”

Wet dieren

Artikel 2.10. bepaalt:
1. (…)
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het doden, het bedwelmen, het fixeren, het onderbrengen en het verplaatsen van dieren.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, regels worden gesteld voor bij deze maatregel aan te wijzen diersoorten of diercategorieën die betrekking hebben op onder meer:
• (…)
• b. de wijze waarop dieren worden gedood;
• (…)
d. voorwaarden waaronder het is toegestaan dieren te doden;

Artikel 6.2. Wet dieren bepaalt:
“Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.”

Besluit houders van dieren

Artikel 1.12. bepaalt (eveneens):
“Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bespaard.”

Artikel 1.13. lid 1 bepaalt:
“Een dier wordt gedood door middel van een methode die waarborgt dat de dood onmiddellijk of na bedwelming, maar vóórdat de bewusteloosheid is geweken, intreedt.”

Regeling houders van dieren

Artikel 5.8.
“Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de artikelen 3, 4, eerste en vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, 8, 9, 12, 14, eerste en tweede lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 16, eerste tot en met vierde lid, 17, 19, 21, zesde lid, 24 en 28, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.”

Update: Schouten en de Jonge doen aan 'damage control'

Op 20 juli proberen de ministers in een Kamerbrief de schade te beperken. 1 Ze schrijven:

"Om de onrust te beperken tijdens het doden worden dieren samen in een gasbox geplaatst. In principe dienen de dieren volgens Europese Verordening (EG) nr. 1099/2009 van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden, afzonderlijk in de bedwelmingsruimte worden binnengebracht en gedood. De verordening biedt echter ook ruimte om in noodsituaties af te wijken van deze voorschriften. Het doden van nertsen en hun pups ter bestrijding van Sars-CoV-2 is aan te merken als een dergelijke noodsituatie. Dit ook, omdat het dodingsproces aanzienlijk langer zou duren als elke nerts individueel gedood wordt, wat niet wenselijk is met het oog op volks- en diergezondheid. Bij het legen van de gasboxen wordt gecontroleerd of er nog dieren tekenen van leven vertonen. Zeer incidenteel kwam dit voor, waarna dieren onmiddellijk werden teruggeplaatst in een andere reeds met koolmonoxide gevulde gasbox."

Dit is niet alleen een poging om een wetsovertreding van de nertsenvergassers, NVWA en overheid goed te praten het is ook een klinkklare leugen. In Altforst (gemeente West Maas en Waal) werd een besmetting vastgesteld op vrijdag 14 augustus. Op zaterdag 15 augustus startte de 'ruiming'. Omdat dit een groot bedrijf is met 15.000 moederdieren die ieder 5 a 6 jongen geworpen hebben in april en mei, werd de massamoord niet in één dag afgewerkt. Vervolgens werd op 16 augustus de zondagsrust in acht genomen en gaan de vergassers en overheid op maandag 17 augustus weer verder met de 'klus'. Dit is dus in de verste verte wat tijdsdruk betreft geen noodsituatie. Met het excuus "omdat het dodingsproces aanzienlijk langer zou duren als elke nerts individueel gedood wordt, wat niet wenselijk is met het oog op volks- en diergezondheid", liegen ministers Schouten en De Jonge de Tweede Kamer en de Nederlandse bevolking opnieuw keihard voor!

Op 10 september beroepen de ministers in antwoord op Kamervragen 2 zich opnieuw op de denkbeeldige noodsituatie:

"Voor het bedwelmen en doden van dieren met koolmonoxide volgt de hoofdregel uit artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303), in samenhang met onderdeel 5 van tabel 3 van hoofdstuk I en onderdelen 9.2 en 9.3 van hoofdstuk II van bijlage I bij deze verordening:
Er wordt te allen tijde visueel toezicht op de dieren uitgeoefend.
De dieren worden afzonderlijk in de bedwelmingsruimte binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas binnengebracht wordt als het vorige dier bewusteloos of dood is.
De dieren blijven in de bedwelmingsruimte totdat zij dood zijn. De dieren worden conform bovengenoemde voorschriften een voor een in de box geplaatst.
Artikel 1, tweede lid, van deze verordening bepaalt evenwel dat hoofdstuk II van de verordening, waar artikel 4 onderdeel van uitmaakt, niet van toepassing is op het doden van dieren in noodsituaties buiten een slachthuis of in situaties waarin de naleving van deze voorschriften een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen zou meebrengen. Het doden van nertsen ter bestrijding van Sars-CoV-2 is aan te merken als een dergelijke noodsituatie. Zou elke nerts individueel moeten worden gedood volgens de hoofdregel, dan zou het bestrijdingsproces aanzienlijk langer duren, wat niet wenselijk is met het oog op de bescherming van de volksgezondheid. Ook dan is het overigens zaak het welzijn van het dier zo min mogelijk te benadelen."

Update: NVWA wijst zoals verwacht het handhavingsverzoek af

Op 29 oktober 2020 wijst de NVWA, zoals verwacht, het handhavingsverzoek af, verwijzend naar de uitleg die ze al hadden voorgekookt in bovengenoemde Kamerbrief en antwoord op Kamervragen. Animal Rights maakt natuurlijk bezwaar tegen dit besluit.

Update: Bezwaar tegen niet handhaven

Gronden bezwaarschrift tegen overtreding van diverse regels die gelden voor het doden van nertsen:

Tijdens de op 7 juli 2020 uitgevoerde ruimingsoperatie bij nertsenfokkerij De Ruiter B.V. te Gemert is afgeweken van de voorgeschreven handelswijze die volgt uit artikel 4 lid 1 van de Verordening:

“Artikel 4 Verdovingsmethoden. 1. Dieren worden uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.”

In bijlage I, voorschrift 9.1-9.3, worden regels opgesomd die gelden voor het bedwelmen van dieren middels koolstofmonoxide. Deze regels zijn op de volgende manieren overtreden:

“9. Koolstofmonoxide (zuivere bron of vermengd met andere gassen)
9.1. Er wordt te allen tijde visueel toezicht op de dieren uitgeoefend.”

Zoals u beschrijft in uw Kamerbrief van 10 september 20201 en zoals beschreven in het verslag van het Kameroverleg van 26 november 20202, controleert de NVWA in praktijk door middel van een steekproef of de nertsen snel het bewustzijn verliezen en vervolgens overlijden. Steekproefsgewijs visueel toezicht is niet ‘te allen tijde’ en dus is dit voorschrift overtreden.

“9.2. De dieren worden afzonderlijk in de bedwelmingsruimte binnengebracht, waarbij ervoor wordt gezorgd dat een dier pas binnengebracht wordt als het vorige dier bewusteloos of dood is.

In uw brief van 10 september 2020 bevestigt u dat in de concrete situatie van 7 juli 2020, waarbij een levende nerts uit een afvalcontainer werd gevist, de NVWA niet voldoende tijd heeft genomen om te garanderen dat dieren bewusteloos zijn voordat ze onder andere dieren bedekt raken. U geeft toe dat het toezicht van de NVWA ‘helaas niet afdoende is gebleken’.

Tevens bevestigde de NVWA in een tweet van 8 juli 2020 dat er meerdere dieren tegelijk in de vergassingskisten werden gedaan en dat dit zelfs na het incident nog steeds gebeurde.

Hiermee staat onomstotelijk vast dat voorschrift 9.2 van Bijlage I van de Verordening is overtreden.

“9.3. De dieren blijven in de bedwelmingsruimte totdat zij dood zijn.”

De gefilmde en door u toegegeven situatie dat op 7 juli 2020 een levende nerts in de afvalcontainer werd aangetroffen, bevestigt eveneens de schending van voorschrift 9.3 van Bijlage I van de Verordening.

In uw besluit bevestigt u zelf ook dat de hierboven genoemde voorschriften tijdens de ruiming op nertsenfokkerij De Ruiter B.V. te Gemert op 7 juli 2020 zijn overtreden, maar stelt u ook dat de deze voorschriften van Bijlage I niet van toepassing zijn op de hier bedoelde ruiming. Dit is, volgens u, het geval omdat er sprake zou zijn geweest van een “noodsituatie”, in de zin van de Verordening. Als gevolg daarvan kon, volgens u, van de voorschriften in Bijlage I worden afgeweken. Bezwaarmakers bestrijden dit standpunt om de volgende redenen.

1. Er heeft zich geen “noodsituatie” in de zin van de Verordening voorgedaan

Artikel 2, aanhef en onder d van de Verordening definieert “het doden van dieren in noodsituaties” als volgt:

“Het doden van dieren die zodanig gewond of ziek zijn dat dit met ernstige pijn of ernstiglijden gepaard gaat, terwijl er geen andere praktische mogelijkheid is om die pijn of dat lijden te verlichten.”

Dit artikel is, zoals duidelijk uit de bewoordingen blijkt, in het leven geroepen om het dierenwelzijn te dienen. Ook volgens de considerans van de verordening kan alleen “wanneer met het oog op de diergezondheid het doden van dieren in noodsituaties vereist is en/of geen geschikte alternatieven voorhanden zijn om een optimaal welzijn voor die dieren te waarborgen”, er gesproken worden van een “noodsituatie” en aldus een situatie waarin op grond van artikel 1 lid 2 van de Verordening van de in casu overtreden voorschriften van Bijlage I kan worden afgeweken.

Uit niets blijkt dat van een dergelijke “noodsituatie” sprake was. Over het dierenwelzijn is in het gehele debacle nooit gesproken. Alle betrokkenen hadden alleen maar ook voor eventuele gevolgen voor mensen. Ook in uw besluit draait het allemaal om de gezondheid van en de veiligheid voor mensen. Een “noodsituatie” in de zin van de Verordening was eenvoudigweg niet aan de orde.

2. Er was geen een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen

Voor zover u van mening bent dat naleving van de dierenwelzijnsvoorschriften een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen zou meebrengen, iets waar u zich overigens niet expliciet op beroept in uw besluit, bestrijden bezwaarmakers dat van een dergelijke situatie sprake was.
• Niet is aangetoond dat bij naleving van de voorschriften, waarbij de ruiming wat langer zou duren, er sprake zou zijn van een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen. Integendeel. U respecteerde bij de ruimingen zelfs de zondagsrust!
• Het RIVM heeft op basis van meerdere risicobeoordelingen geconcludeerd dat het risico op blootstelling aan SARS-CoV-2 buiten een besmette stal verwaarloosbaar is.

Bovenstaande omstandigheden maken duidelijk dat er geen sprake was van een onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen zodat de vergassers zich hadden moeten houden aan de voorschriften in Bijlage I van de Verordening.

3. Actieplan

Op grond van artikel 18 van de Verordening dient u voorafgaand aan een ruimingsoperatie een actieplan op te stellen om te waarborgen dat aan de voorschriften van de verordening wordt voldaan. Bezwaarmakers vragen zich hier hardop af of een dergelijk actieplan er wel was. In uw brief van 10 september 2020 komt deze vraag namelijk aan bod en geeft u geen duidelijk antwoord. Wel noemt u een “interne werkinstructie” die wordt gebruikt bij ruimingen van nertsenbedrijven. Bezwaarmakers vragen u hen een afschrift van de “werkinstructie” en het in de Verordening bedoelde “actieplan” te doen toekomen en hun een termijn te stellen om daar, in het kader van de behandeling van dit bezwaarschrift, op te reageren.

U heeft ten onrechte niet besloten over de overtreding van twee bepalingen van het Besluit houders van dieren

Het handhavingsverzoek had hoofdzakelijk betrekking op de overtreding van de voorschriften uit de meermaals genoemde Verordening. Echter, het handhavingsverzoek noemt ook nadrukkelijk het overtreden van artikel 1.12 en artikel 1.13 van het Besluit houders van dieren. Deze twee artikelen hebben een zelfstandige betekenis naast de regels van de Verordening en het is evident dat beide regels zijn overtreden.

In uw besluit gaat u voorbij aan deze overtreding van deze twee voorschriften. Aangezien u dient te beslissen op grondslag van de aanvraag, is het besluit (ook) op dit punt onrechtmatig. Bezwaarmakers verwachten dat u in bezwaar alsnog een besluit neemt over deze twee overtredingen.

Slotsom

Bezwaarmakers concluderen dat er geen sprake was van een “noodsituatie” in de zin van de verordening en dat er geen sprake was van een een “onmiddellijk en ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van mensen”, zodat tegen het overtreden van voorschriften 9.1 – 9.3 van Bijlage I van de verordening dient te worden opgetreden. Daarnaast verwijten bezwaarmakers u niet te hebben besloten op het overtreden van twee dierenwelzijnsregels van het Besluit houders van dieren. Het bestreden besluit dient om al deze redenen te worden herroepen.