Inhoud
De intentieverklaring tussen Ermelo en eendenslachter Duck-To was onzorgvuldig en onzuiver
Toen er eind 2023 een intentieovereenkomst werd gesloten tussen het college van burgemeester en wethouders van Ermelo, en met name portefeuillehouder Hugo Weidema, enerzijds en eendenslachter Tomassen Duck-To anderzijds, was het onmiddellijk duidelijk dat de gemeente erg ver ging om Tomassen tegemoet te willen komen en dat de verantwoordelijke wethouder alle voorzichtigheid liet varen om met de eer te kunnen strijken het hoofdpijndossier ‘eendenslachthuis’ te hebben opgelost.
Daarom diende Animal Rights op 19 december 2023 een informatieverzoek in via de Wet open overheid (Woo) om te achterhalen hoe die ‘Letter of Intent’ (LoI) tot stand was gekomen. Dat verzoek werd geweigerd omdat de gemeenteraad van Ermelo had ingestemd met geheimhouding.
Weidema vertrok en zijn meer integere opvolger veegde het bekokstoofde plan van tafel. Op 22 januari 2025 hief de gemeenteraad de geheimhouding op en op 27 januari kreeg Animal Rights bericht dat de documenten nu weer onder de Woo vielen en het verzoek weer opgepakt werd. In maart kregen we de stukken in handen.
De kern van de LoI zat hierin: Tomassen past haar aanvraag aan (vraagt om minder eenden per jaar, 6,1 in plaats van 10 miljoen) en de gemeente gaat vervolgens erg haar best doen om die aanvraag vergund te krijgen én de gemeenteraad ervan te overtuigen dat zij een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) moeten afgeven.
In de eerste versies van de LoI wordt sterk de nadruk gelegd op het onder druk zetten van de raad om met de plannen in te stemmen. In de kantlijn worden diverse opmerkingen gemaakt dat dit niet zomaar kan:
”Uiteindelijk is de raad vrij om iets te vinden, mits dit maar gaat over de goede ruimtelijke ordening en dat besluit ook goed kan worden gemotiveerd. Om nu in de overeenkomst al te zeggen, dat de raad eigenlijk niet veel anders kan dan akkoord gaan, gaat me toch te ver. En mogelijk leidt dat ook tot opgewekt vertrouwen bij Tomassen.”
Ook bevat het de eerste versie het ‘dreigement’ dat als het in de LoI afgesprokene niet doorgaat, Tomassen zijn oude vergunningsaanvraag opnieuw indient, voor 10 miljoen eenden dus.
Vervolgens wil Tomassen eigenlijk geen omgevingsvergunning aanvragen voor de percelen FKLL 112 & 122 omdat ze vindt dat er sprake is van overgangsrecht.
Vooral het feit dat Weidema Tomassen wil toezeggen niet te zullen handhaven op de diverse overtredingen van de huidige vergunning(en), stuit op weerstand:
”Ik denk dat we op het handhavingsaspect nog wel eens last kunnen krijgen van de rechtbank. De rechtbank had vorige keer al aangegeven dat met name concreet zicht op legatie niet zo hard is , aangezien het proces (toen) al lang duurde. Inmiddels zijn we weer een jaartje of zo verder. In het kader van het verwachtingenmanagement is dit echt wel een risicopunt dat genoemd moet worden. Dat geldt ook voor de dwangsommen die hangende zijn ( denk aan de lod ten aanzien van de drie kruimelgevallen).”
Wie exact de kanttekeningen plaatsen is moeilijk te achterhalen omdat namen en bijbehorende e-mail adressen gelakt zijn, waarschijnlijk gaat het om zowel ambtenaren als juristen.
In de kantlijn van steeds weer marginaal nieuwe versies van de LoI met steeds dezelfde strekking, blijven ambtenaren/juristen waarschuwen over het handhavingsaspect:
“Let op de rechtspositie van de gemeente. De gemeente moet het algemeen belang dienen. Daar kan een verplaatsing van het bedrijf in vallen. De handhaving kan niet worden beperkt , zeker niet als derden daarom verzoeken en er een met de wet strijdige situatie is. Ook het hebben van concreet zicht op legalisatie betekent niet per se dat handhavend optreden om die grond moet worden afgewezen.”
En: ”Juridisch is dat mogelijk niet houdbaar, maar dat wordt wel de lijn.”
En: ”Omwonenden zullen dit niet tof vinden. Er gaat immers een hoop achter hun rug om.”
En: ”MI is een reden om niet hh op te treden concreet zicht (wat er dan niet is) of ondoelmatigheid. Maar dat is mi niet aan de orde. Je gaat hier dus de bietenbrug mee op.”
Eind november tracht de advocaat van Tomassen om het afzien van handhaving nog completer te maken, maar daar gaat men bij de gemeente niet mee akkoord:
”Ik ben het niet eens met de voorgestelde wijziging van [Scholten] dat de gemeente in zijn geheel wil afzien van handhaving. Hij stelt voor de bewoordingen 'op dit punt’ in de LOI te wijzigen in 'in het geheel’. Dit is een essentiële wijziging die wat mij betreft niet akkoord is!”
Ook een jurist van een ingehuurd advocatenkantoor wijst op dit gevaar:
”Ander punt is dat [Scholten] voorstelt dat er in het geheel niet meer wordt gehandhaafd. (zie punt 4) Dat gaat best ver en beperkt wellicht de publiekrechtelijke bevoegdheid (plicht?) van het college. Als er immers een strijdige situatie bestaat, dan geldt de beginselplicht tot handhaving. Alleen in bijzondere omstandigheden kan van handhavend optreden worden afgezien. De rechtbank heeft hier al van overwogen dat ook al is er sprake van concreet zicht op legalisatie, er nog steeds een handhavingsbevoegdheid bestaat. Zeker als het traject lang loopt. Ik denk dat het belangrijk is dat het college straks niet in een spagaat komt doordat de stichting DOEH een handhavingsverzoek indient en het college zich aan de andere kant heeft verbonden van handhavend optreden af te zien. Dat is ook al eerder gesignaleerd, alleen [Scholten] benadrukt het nu nog meer dat het college niet gaat handhaven.”
”De laatste opmerking die [Scholten] aangeeft (ook bij punt 8) lijkt erop dat bij [Scholten]/Tomassen de indruk bestaat dat wanneer de raad instemt met de intentieovereenkomst de aanvraag(vergunning?) niet stuk kan lopen omdat de onderdelen ruimtelijk aanvaardbaarheid en vanuit het milieuspoor niet acceptabel zou zijn. Met andere woorden er bestaat bij [Scholten] de indruk dat als de intentieovereenkomst is gesloten de raad een mogelijke vergunning/instemming niet meer kan weigering vanuit ruimtelijk oogpunt danwel milieu. Nog afgezien dat de raad geen partij is bij de overeenkomst, vraag ik me af waarom [Scholten] meent dat die conclusie juist is. De raad heeft altijd de bevoegdheid om vanuit ruimtelijk oogpunt een eigen standpunt in te nemen. Ook het milieuspoor kan een belemmering zijn. Als de aanvraag immers niet aan de milieuregels voldoet is dat een weigeringsgrond ook al vindt bijvoorbeeld de raad het plan ruimtelijk aanvaardbaar.”
Ook anderen geven aan dat de beloftes van het college niet kunnen omdat zij over een aantal zaken geen zeggenschap hebben:
”In het kader van water geeft het waterschap het college bindend advies. Dit kan dus een belemmering zijn bij het verlenen van de vergunning. De passage over onvoorziene omstandigheden dekt deze lading niet voldoende in mijn beleving. Daar gaat het immers om besluitvorming door andere overheden en daar is bij water geen sprake van. Overigens geldt dit ook voor het advies van de ODNV. Dat is strikt gezien niet bindend, maar zeer onverstandig om hiervan af te wijken.”
Ondanks bovenstaande kritiek, blijven de bestreden stukken over handhaving gewoon in de uiteindelijke tekst staan:
“Het college heeft in deze een inspanningsverplichting, met als gevolg dat het college zich maximaal inspant de benodigde vergunning(en) te verlenen. Als de raad positief staat tegenover de ruimtelijke aanvaardbaarheid van transport en opslagactiviteiten op de percelen Fokko Kortlanglaan 112 en 122, dan ziet het college op dit punt geen aanleiding tot voortzetting van het ingezette handhavingstraject, mits Tomassen ook een daartoe strekkende aanvraag ter legalisatie van opslag en transport indient. Tomassen past de lopende aanvraag revisievergunning d. d. 30 januari 2018 aan c.q. dient een vernieuwde aanvraag in op de verlaagde productiecapaciteit en neemt ook de transport- en opslagactiviteiten daarin dan mee”.
“Ten aanzien van de lopende handhavingsprocedure met betrekking tot de last onder dwangsom d.d. 4 mei 2022, kenmerk 02330000120409, stelt het college zich op het standpunt dat als de raad, via de nu gevraagde wensen en bedenkingen, de transport- en opslagactiviteiten ruimtelijk aanvaardbaar acht, er geen reden voor het college (meer) is tot voortzetting van het ingezette handhavingstraject op dit punt.“
De beschuldigingen van ‘onzorgvuldige besluitvorming’, ‘onzuivere bestuurscultuur’ en ‘rechtsverkrachting’ waren dus terecht.
Inmiddels is het plan van tafel en is er geen verklaring van geen bedenkingen en is de inzagetermijn voor de ontwerpweigeringsbesluiten voorbij en zijn de zienswijzen ingediend.